Mallorca

Een klein fotoverslag...
geef het een beetje laadtijd... en klik op een foto voor een groter exemplaar.


Donderdag, 30 augustus

Een zéér spannend begin van onze reis: bij de eerste controle op Zaventem bleek peeke verstrooid hier zijn paspoort thuis gelaten te hebben, in de andere portefeuille op de livingtafel (die met het groot geld).  Hel en verdoemenis vloeken bracht niet veel op, even navraag doen wel: voor het reizen binnen de Schengen-landen is een paspoort blijkbaar niet meer nodig.  Dank u ééngemaakt Europa!
Wegens een "technische reden" vertrok het vliegtuig met een uurtje of 2 vertraging, waarvan ondergetekende dan maar gebruik maakte om een paar impressies van de luchthaven te maken.

Zonder enige problemen ons hotel bereikt, de man aan de balie vroeg mijn pas, maar mijn rijbewijs (had ik wel mee) was goed.  De huurauto stond al klaar, maar zoals dat bij een eerste vakantiedag past bleven onze verkenningen beperkt tot het lokale winkeltje, een restaurantje, even tot aan het azuurblauwe water van Port Sollèr, en daarna het toilet en het bed - waarvan geen foto's.

     

 

 

Vrijdag, 31 augustus

Na een copieus ontbijt waar wij de hele dag op voort konden teren en een info-uitleg van de mevrouw van Jetair, Inez, met een paar waardevolle tips, zetten wij onze auto in gang richting Sa Calobra, om al eens te genieten van het betere bochtenwerk - en het moet gezegd: ook mijn wederhelft stuurde onze ietwat tamme Corsa 1.2 feilloos door de bochten vol tegen- en dwarsliggende toeristenbussen.

De baan die ons vanuit Sollèr naar het noorden voert is op zich al de moeite, met onder andere passages langs een paar mooie uitkijkpunten en stuwmeren. Het klooster van Lluc en andere nabijgelegen toeristische dingen hebben we overgeslagen.  Maar de toeristische weg naar Sa Calobra wou ik per se nog eens doen.

   

Het dorpje Sa Calobra is tegenwoordig vooral een aanlegplaats voor toeristenboten, vroeger nauwelijks bereikbaar over land (en zeker niet per wagen), maar om één of andere nog steeds duistere reden is men in de jaren '20 begonnen met de aanleg van een weg.  Omdat de ingenieur zo min mogelijk inkervingen en tunnels in de bergen wilden maken, slingert de weg door de bergen naar beneden, de ene haarspeldbocht na de andere nauwe passage.  Op een zeker punt draait de weg zelfs onder zichzelf door, en daar zijn ze op Mallorca zéér fier op, getuige de vergeelde grote foto's van het meesterwerk die je kan kopen in de winkelstalletjes die je bijna overal vindt waar je de auto even kan stilzetten.

   

In Sa Calobra zelf is niet zoveel te zien, behalve restaurants en souvenirwinkels... maar de zee lijkt er wel de blauwste van het hele eiland te zijn, en ondanks de grove kiezels die het hele strand vullen ligt het er toch altijd aardig vol.  Niks voor ons dus, wij dan maar de heuvel op en weer af, en daarna nog eens wat verder gaan kijken.  Vanaf het strand kom je na een paar honderd meter (je zit dan al vèr van de meeste toeristen) via een smalle doorgang in het struikgewas in de Torrent de Pareis, een ravijn dat omgeven wordt door 400m hoge rotswanden en bezaaid is met keien die in grootte variëren van een paar centimeter tot een paar meter.  Lastig voor de voeten dus, soms heel goed kijken hoe je verder moet geraken... en op een bepaald punt loopt het dood op een muur van een meter of twee-drie hoog.  Als je van de andere kant komt kan je er wel àf, maar niet meer terug op.  Wij moesten dus op onze passen terugkeren, en besloten dat het een mooie dag was geweest.

   

 

Zaterdag, 1 september

Van dag noch uur wetende stonden wij op in het blijde besef dat in België de kindjes en onderwijzers weer naar school moesten, en hoopten we dat het daar wel zou regenen terwijl wij hier van de zon en de fijne temperaturen genoten met palmbomen en cactussen zo ver je kon zien.  Toen we beseften dat het eigenlijk zaterdag was bedachten we ons dat we dit binnenpretje maandag dan nog eens konden herbeleven.

Wat eigenlijk nog voor vrijdag op het programma had gestaan maar er wegens het al late uur niet meer van gekomen was, was een bezoek aan het noorden van het eiland, Cap de Formentor.  Zaterdag dus, de auto had dorst en hij niet alleen... Een ietwat onzorgvuldige inkooppolitiek van onzentwege bracht ons ertoe halve-literflesjes te kopen aan 40 cent per stuk, terwijl een bidonneke van 5l 85 cent kost.  Maar daarvoor geen slaap gelaten.

De weg naar Formentor is nog maar eens bezaaid met bochten en prachtige uitzichtspunten (waarvan wij het meest bekende oversloegen wegens veel te druk, en iedereen heeft die foto al, ik heb 'm vorig jaar genomen, maar toen was het in april en stond die relatief grote parking niet eivol).  Bij de vuurtoren van Formentor dan, was het wringen en draaien en keren.  Hier is 't een omgekeerde wereld: je staat met de auto bij het hoogste punt, en je kan een voetwegje nemen naar een uitkijkpunt dat lager gelegen is.  En dat wandelingetje, over geïmproviseerde trapjes met hier en daar een houten leuning, is de moeite waard.

   

Ritten of wandelingen in lus vind je niet zo gauw in Mallorca (of je moet al héél grote lussen maken), dus moesten wij over dezelfde weg terug, met prachtige vergezichten over de baaien van Alcudia en Pollentia.  Dan, op aanraden van Inez, omdat er nog wat tijd over was, een bezoekje aan Ca'n Bardi in Sa Figuera, een eeuwenoude finca die nog bewoond en in gebruik is, en toegankelijk voor diegenen die ze weten liggen.  Sa Figuera is trouwens gewoon een bochtig baantje waar geen twee auto's elkaar kunnen passeren, met aan de ene kant hier en daar een huis en aan de andere kant wat velden en schuurtjes.  Al een geluk dat daar niet zoveel verkeer is.

Na een zeer goed glaasje vers sinaasappelsap brachten wij de rest van de dag aan de rand van het hotelzwembad door, onder het genot van een piña colada.

 

 

Zondag, 2 september

Zondag of geen zondag, slapen kunnen we thuis ook (en bovendien lagen we meestal tussen 9 en 10 's avonds al in ons bed... nee, voor deze jeugdige mafkezen geen dancings vol geboenk, geile Duitsers en wijven-met-streken).  Dus mocht ons karretje al vroeg van stal, om een zeer leuk ritje aan te vangen.  Je hebt namelijk de keuze om van Sollèr naar Palma (of vice versa) te gaan: ofwel door een tunnel van 3km, waar je dan 4,5€ betaalt, ofwel óver de berg waar ze die tunnel doorheen gegraven hebben, dat kost je niks, de weg is vier keer langer, maar duizend keer plezieriger.  Bochtjes op en bochtjes af.  Al een geluk dat wij beiden over een sterke maag beschikken, anders hadden wij al menig maal een klein dozijn koffiekoeken, eieren, spek, vis, worsten, en wat geven al niet allemaal bij dat ontbijt, van het dashboard mogen schrapen.

   

Over het relatief platte binnenland van Mallorca, weinig aangetast door toerisme, met weidse vlakten waar je met moeite twee-drie huizen ziet, reden wij naar het poeptoeristische Manacor (daar maken ze parels die je niet kan onderscheiden van echte oesterparels, daar maken ze dan weer oude-dameshalssnoeren mee), maar daar reden we enkel maar door.  Het einddoel was Porto Cristo, waar zich een paar grotten bevinden.  De Cuevas del Drach zijn de bekendste, maar wij kwamen het eerst de Cuevas dels Hams (grotten van de vishaken) tegen, en die waren - naar wij gehoord hadden - ook mooi, en minder overrompeld van de toeristen.  De Drakengrotten had ik bovendien het jaar ervoor al gedaan, en aangezien het parkeerterrein relatief leeg was leek dit ons een goeie keuze.

   

Lang verhaal kort: kleinere groepjes dan in de Drakengrotten (daar gooien ze een paar bussen tegelijk de grotten in), een "ietwat" kitscherige maar wel "award-winning" en "uniek in Europa zijnde" projectie over Jules Verne op de rotswanden, mooie grotten maar naar mijn goesting een iets te snelle rondleiding, en potverdekke, achteraf zag ik dat we een kortingsbonnetje hadden van één betalende, één gratis, dat had ons dus 16€ kunnen uitsparen, dat zijn 4 piña coladas.  Maar soit.  Na een middagmaal van vier bollen ijskreem (ik sponsor het buitenverblijf van mijn tandartse) was het tijd om naar een volgend programmapunt te rijden, en na een kleine studie van onze boekjes leek een "eenvoudige" wandeling naar het kasteel van Alaró best nog doenbaar.

   

 

Alaró dus... Op het eerste zicht geloofden we niet dat we zó hoog zouden moeten klimmen (zie foto), maar dus toch...  een uurtje of 2 naar boven puffen (je kon ook met de auto tot ongeveer halfweg maar dat is voor mietjes), en dan dat uitzicht vanop die berg... o la la.  Je overziet er zo goed als het hele eiland.  't Is die 510m stijgen méér dan waard.  Superlatieven schieten tekort, en wie mij kent weet dat ik niet zo gauw dat cliché bezig.  Foto's schieten trouwens ook tekort.  Zelf eens gaan kijken is de enige optie.

   

De avond bracht ons verder enkel nog de rit terug over dezelfde bergkam (die tunnel is ook voor mietjes), waarna wij onze eerste echte maaltijd sinds het ontbijt op een haastje naar binnen moesten werken omdat de lichten van de eetzaal al subtiel stuk per stuk gedoofd werden.  Vier of vijf lamskoteletjes met een hoop frieten, wat wil een mens nog meer na zo 'n dag?  Een beetje rust misschien...

 

Maandag, 3 september

Maandag is ook in het vaderland een slome dag, dus: rustdag.  Luilekkerdag.  Niksdoendag.  Strandligdag.  Verbrandebuikendag.  En voor diegenen die mij willen vragen naar de kwaliteit van de aangeboden vleeswaren op het strand: aangezien er een zéér fijn exemplaar (weliswaar in de verpakking) naast mij lag heb ik daarover geen commentaar.

En van niets doen krijg je zo mogelijk nog meer honger dan van wandelen, het tongske met frieten 's middags heeft gesmaakt.  Dan weer maar eens een dutje doen, wat lezen in De Slinger van Foucault, waar ik vorig jaar op vakantie (in april dus) in begonnen ben... Wie weet geraakt het dit jaar nog uit!

Boekjes lezen onder een palmboom, eens pootjebaden in de zee, wat gaan eten, eens in 't zwembad van 't hotel duikelen, weeral gaan eten, we waanden ons op den duur echte toeristen!  Dat kan niet zijn, dus namen wij toch nog maar even de auto, met als bedoeling een bezoekje aan het prachtige dorpje Fornalutx, maar omdat er daar nogal veel volk was reden wij naar het volgende dorp, veel kleiner maar minstens even mooi, Biniinixiarix of zoiets.  Maar de zon zakt snel achter de bergen en de schaars verlichte paden noodden niet echt tot een nachtwandeling, dus na een korte wandeling door het dorpje kropen wij maar weer eens onder het lichte lakentje om tijdig de slaap te vatten voor de volgende dag...

   

 

Dinsdag, 4 september

Een dag die relatief vroeg begon aangezien wij het toeristentrammetje van 8h30 naar Sollèr wilden nemen om daar de toeristentrein naar de toeristenstad Palma te nemen.  We gingen dus "toeristen".

Vanop het charmante trammetje (dat voor het relatief vroege uur al goed vol zat) zagen wij onderweg het hotel Rocamar liggen, maar daarover later meer.

De boemeltrein naar Palma, die in wezen niet zoveel verschilde van het trammetje, en ons door meer tunnel dan open veld leek te voeren, schudde onze - gelukkig zeer sterke - magen door elkaar, leverde een paar fotootjes op van Sollèr in de ochtendnevels op, en bracht ons naar de Plaça d'Espanya, van waaruit wij te voet onze verkenning van deze metropool inzetten.  De stemmige straatjes met de vaak schreeuwerige winkeltjes, de pleintjes vol café-terrassen, de schandelijk dure mode- en horlogeboulevards, we hadden er snel het onze van gezien.  De rij wachtenden voor een bezoek aan de kathedraal (waar ik als Gaudi- en kathedralenfanaat naar had uitgekeken) was erg lang dus de goesting was ook weer snel over.  Het paleis er rechtover trok ons ook niet bepaald aan, en het - naar het schijnt - zeer stemmige St-Francesc-klooster schrapten wij van het programma aangezien de monniken blijkbaar ook van een goeie siësta houden en ik ergens vermoedde dat het de twee uur wachttijd tot de heropening niet waard zou zijn. De zoektocht naar de bussenstelplaats was niet zonder de nodige moeite en omwegen, maar spaarde ons toch een pak euro's uit tegenover de trein of de taxi terug.

     

Palma: ik vraag mij af wat de toeristen erin zien.  De straatjes van de kleine dorpjes met lastig uitspreekbare namen zijn zoveel stemmiger, de plattelandskerkjes zoveel mooier in hun eenvoud... De hoogtepunten van ons bezoek waren eigenlijk gewoon de rit erheen, en die paar boekenwinkeltjes die we onderweg tegenkwamen. In één ervan had blijkbaar net een aardbeving plaatsgevonden... Mijn liefste en ik hadden nog uren kunnen slijten tussen de oude tijdschriften en posters, en de geur van stilaan vergaand papier.  De Turkse Baden waren ook hun geld waard (1,50€ per persoon), al was het maar omdat het daar rustig toeven was tussen de bloemetjes.  Voor diegenen die het zich afvragen: die baden zijn niet meer in gebruik...

     

Met een ietwat verdeeld en vermoeid gevoel bedachten wij op de busrit terug naar Port Sollèr dat de dag nog jong was (om 15h30 hadden wij Palma "goodbye and good riddance" gewenst), en dachten wij terug aan het hotel Rocamar, dat we tijdens de tramrit hadden zien liggen.  De autoweg wordt op dat punt door een tunnel geleid - wie weet hebben ze dat zo gedaan om dat hotel aan het zicht te onttrekken - dus hadden wij voorheen dat afgezonderde hotel nog niet gezien.  Het lijkt al jaren leeg te staan, en de graffitoso hebben er hun best al aan gedaan.  Met een - ja, wij geven het toe - iets harder dan anders kloppend hartje gingen wij door de kapotgeslagen deur naar binnen, begeleid door krakende glasscherven de trappen op, ondertussen even in de kamers loerend, naar het dak.  In tegenstelling tot wat in de Vlaanders gebruikelijk is kwam hier geen politie of buurt-observatie-team kijken, op Mallorca laten ze de zotten in vreugde leven.

     

     

     

En deze zotten lagen dus weeral om kwart na negen in hun tram, om zich voor te bereiden op de vermoeiende wandeling die nog wacht...

 

Woensdag, 5 september

Een lange wandeling op het programma, dat wil dus zeggen een dozijn boterkoeken, een paar eieren en een half varken aan spek voor ontbijt... Dan op zoek naar de Cami de s'Arxiduc, een ruiterpad dat de aartshertog Ludwig Salvator indertijd had laten aanleggen om te paard zoveel mogelijk van het eiland te zien.  Het wandelboekje had duidelijker kunnen zijn, maar de kleine afdwalingen van het pad leidden onveranderlijk tot prachtige ontdekkingen van andere landschappen.

     

Hier en daar vonden we restanten van oude woonsten, onder meer van kolenbranders, een vervallen sneeuwhuis, kalkovens, een eremietenwoning (die nog bewoonbaar/bewoond? was), stenen muren temidden de bergen... En dan de uitzichten en de landschappen zelf, daar zijn geen woorden voor.  De wilde geiten die er overal rondliepen konden ons ook enige tijd boeien, maar 't mooiste moest nog komen: vier grote roofvogels die een paar meter boven onze hoofden een luchtballet uitvoerden...

     

     

Enfin, we hebben gezweet, gezocht en genoten.

 

Donderdag, 6 september

De vertrekdag...   bleit bleit jank jank.

Al een geluk dat we pas om vijf voor vijf 's namiddags naar de luchthaven moesten, schoot er nog wat tijd over.  Wat daarmee gedaan?  "Wandelen sjoeke!  Wandelen!" - dus wij te voet naar de vuurtoren (zie foto).  Het mooiste pad erheen duurde ongeveer 2,5 uur, en leidde langs het verlaten hotel, terrassen (niet van café's maar voor de landbouw), een ezel en een paard.  De korte weg terug duurde maar een half uurtje, zodat we nog tijd hadden voor de souvenirs.  Trouwens, de mooiste souvenirwinkel van Mallorca vind je in Port Sóller, wie het adres wil moet maar eens mailen.

     

En na nog een paar uurtjes in 't zwembad stond daar een zotte spanjool "zjetèèr!  zejtèèr!" te roepen, en konden we onze valiezen en prullen in het busje gooien.  Na een voorspoedige vlucht huiswaarts zitten we hier weer te vloeken op dat bewolkte weer, de kaarsrechte wegen en dat platte land...  Pfff, volgend jaar gaan we voor een half jaar denken we...